Er was eens een jongen en er was eens een meisje. Ze woonden in kleine dorpjes een eind van elkaar en kenden elkaar niet. Het meisje hield van de puntjes van sneeuwklokjes die boven de grond uitsteken, het openvouwen van nieuwe boeken, touwtje springen en op de kop schommelen aan de ringen. De jongen was iets ouder dan het meisje. Hij hield niet van school en was een beetje een dromer. Het liefst wilde hij voetballer worden en klom hij in bomen om vandaar de wereld te bekijken.
Terwijl ze groeiden en ouder werden droomden ze beiden soms van het leven later. Van de landen die ze zouden zien, de huizen waar ze zouden wonen en de persoon waar ze verliefd op zouden worden. Het meisje dacht dat ze nooit iemand zou vinden. Ze had stomme donkere haartjes op haar armen en jongens zouden haar daarom zeker uitlachen. Haar moeder glimlachte toen ze dat zei en bezwoer haar dat hij waarschijnlijk ook al geboren was en ergens rond liep. 'Op een dag brengt het universum jullie bij elkaar' , zei de moeder. ' Hij zal je armen zoentjes geven en zeggen dat hij nog nooit van die lieve berenarmpjes heeft gezien.' Het meisje vond dat niet erg waarschijnlijk.
De jongen was verlegen, vooral als hij een meisje mooi vond. Hij keek soms wel, maar meer van een afstandje en praatte liever niet.
De jaren gingen voorbij en de jongen en het meisje groeiden op en leerden langzaam het leven kennen. Ze hadden lief, ze verloren, ze zochten zonder zelf te weten waarnaar en dachten na over wat ze in hun leven wilden. Ze woonden in grote steden, werkten en volgden soms dezelfde lessen. De eerste keer dat het meisje de jongen zag was toen hij te laat kwam voor de les. Er zat een meisje achterop zijn fiets. Ze kende de jongen niet maar voelde in haar buik dat ze stiekem wenste dat zij dat meisje was. De jongen zag het meisje ook en probeerde altijd een rij achter haar te zitten in de klas. Een beetje schuin, zodat hij haar kon zien, maar zij hem niet. Hij vond haar ogen mooi en de kleine haartjes op haar arm.
- 2 jaar later -
De jongen en het meisje woonden in een klein huisje en waren blij en gelukkig. Maar het meisje was ook rusteloos. Ze wilde iets doen waarmee ze kinderen hielp die niet in de vrijheid en onschuld van touwtje springen en ringen zwaaien groot werden. De jongen wilde haar niet laten gaan, maar wilde zijn meisje ook niet bij zich houden terwijl ze eigenlijk wilde vliegen. Hij kocht een ring voor haar waar ze vaak naar keek als ze hem mistte.
Na een jaar doorkruisten ze allebei een continent om elkaar te zien in een prachtig land aan de oostkust van Afrika. Het meisje zat op haar rugzak op hem te wachten en toen ze hem zag knapte ze bijna van blijheid. De jongen vroeg of ze altijd bij hem wilde blijven en of ze met hem wilde trouwen. Het meisje zei ja en sprong een gat in de lucht.