33C, de ventilator zoeft op
maximaal, vers passievrucht sap achter de kiezen, deuren en ramen dicht gedaan
om de buren niet te storen want Mariah/Ella/Whitney kerstliedjes op volume 85
en een beetje een blue-ige zaterdag. Facebook toont me 7 kinderen van vrienden
met sneeuwpoppen en schattige mutsjes. Gisteren vooral veel foto’s van hollandse
sneeuwlandschappen en nog een enkele sinterklaas. Ik post wat mooie kleuren
foto’s uit de tropen en schenk mezelf een glaasje wijn in (5 in de klok, het is
5 voor 3) en wacht tot Nederland wakker wordt. Of specifieker; ik wacht tot
Amsterdam wakker wordt.
Het virtuele leven lijkt
allemaal enig, maar de meeste van mijn vrienden laten zich niet
foppen. ‘Hoe is het met je Iet, ben je al beetje gesetteld, trekken jullie het
nog? Het klinkt of je het allemaal heel leuk hebt daar, maar je zal ook wel aan
het aftellen zijn.’ En ja, laat dit mijn coming out op het worldwideweb maar
zijn; dat klopt inderdaad. Cambodja is fantastisch, een heel speciale plek en
ik begin al echt van de mensen, hun gebaren, hun liefheid en hun oprechte lach
te houden. Maar ik tel met smart af en sta geregeld op het punt om de hele zooi aan de mangoboom te hangen, inclusief de droombaan die ik heb gewild sinds ik op
mijn 8e mijn eerste UNICEF sponsorloop liep en vol goede
kinderen-voor-kinderen bedoelingen rondjes rende a la 5 gulden per kilometer.
Ondertussen zwelt de kritiek ook aan. Soms in liefdevolle belangstelling, soms op een hardere en meer
veroordelende toon (‘raar huwelijk hoor, wat was the point van trouwen? Ik was
al lang weggeweest als ik hem was’). We verdedigen ons, proberen het uit te
leggen en proberen elkaar ook regelmatig te herinneren aan waarom we dit ook al
weer doen. Of laat ik eerlijk zijn; waarom ik dit ook al weer doe. Bij deze nog
maar een keer: ik werk voor kinderen, de aller armste, die het het allermeeste
nodig hebben. Prachtige, ambitieuze, sterke en stoere kinderen die meer verdienen
in hun leven dan elke dag hopen dat ze genoeg te eten hebben en dat hun
broertjes of zusjes niet dood gaan. Kinderen die graag naar school willen om
zich te ontwikkelen. Een school met boeken en goed opgeleide leraren. En dat
werk, hoe klein mijn bijdrage ook is, dat maakt me gelukkig. En het maakt ook dat
ik me niet kan voorstellen om ooit iets anders te doen. En dat is nou precies
het hele pleuris probleem.
En daarom sta ik soms op
om 3 uur ’s nachts om naar huis te bellen. En dan ben ik de rest van de dag moe
en down van het gemis. En daarom ook leef ik met een fulltime onbehagen, want
ik was er weer niet bij dit jaar met pakjesavond. En ik ben er ook nooit als
hij een stomme dag heeft gehad. Of als er gekookt moet worden en het regent
buiten maar de melk is op. Of als je op zondagmiddag lekker in je huis wilt
cocoonen met z’n 2-en. En dat is dus echt best wel stom allemaal. En om daar
toch tegen te kunnen heb je soms nog een bodempje wijn nodig. En post ik nog
wat mooie foto’s om mijn virtuele leven in elk geval wat op te kalefateren.
Overigens
is dat virtuele leven sowieso wel amusant. Zo kan ik bijvoorbeeld zien met
welke bizarre zoektermen mensen op mijn blog belanden: ‘gym meisjes met stink
gympen’, ‘luchtkastelen en uitzendinggemist’, ‘man naar mijn hart’, ‘slappe thee’ en uiteraard heel veel mensen op
zoek naar een bamboe fiets of die tips zoeken voor een lange afstandsrelatie. Ik ben niet de enige, daar
kikkert een mens van op. En dat al meer dan 12.000 mensen mijn schrijfsels hebben
gelezen, da’s toch ook hilarisch? Dan mag het wel een keertje wat minder jolig
zijn wellicht. Proost en tot de volgende keer.